donderdag 30 januari 2014

Sophie: Een half leeg glas, halfvol getapt.

“Maak er wat van in Groningen, rond in godsnaam je studie af en zoek een baan met perspectief, je bent veel te slim om een barvrouw te zijn” dat waren de afscheidswoorden van een vriend aan Sophie, voordat hij vorig jaar mei vertrok naar de VS om kankeronderzoek uit te voeren.

"Mijn antwoord was 'Als je in maart terugkomt en je hebt kanker genezen, dan heb ik die studie afgerond en een serieuze baan.' Het was een opmerking die een aantal weken door mijn hoofd is blijven spoken. Benut ik inderdaad kansen niet, had ik niet veel eerder gewoon even door moeten zetten en een studie afronden, had ik inderdaad niet die kansen die me geboden zijn, om hogerop in een bedrijf aan de slag te gaan, moeten aanpakken….?"

Toen Sophie (26) een paar maanden geleden naar Groningen verhuisde vond ze een doos met allerlei werkjes van de basisschool. "Daarbij zat ook een boekwerk met opstellen onder meer over wat ik later wilde worden, van elke leerjaar één en in groep 8 zorgvuldig bij elkaar gebonden door de Juf. Daarin kwam een enorme verscheidenheid aan dingen langs: in groep 1 wilde ik graag heks worden, en naar mate ik ouder werd passeerden juffrouw, verpleegster, dolfijnentrainer en arts in het leger de revue. Het laatste opstel uit groep 8 gaat over hoe ik ‘de eerste vrouwelijke minister president van Nederland’ wilde worden en anders ‘net als minister Zalm’. Toen ik dat teruglas moest ik grinniken, ik had nogal wat ambities."

Toch hielden die ambities en de motivatie tot leren niet lang stand op de middelbare school.

"Ik was, omdat ik behalve heel slim ook heel slordig en soms veel te impulsief was, via een HAVO/VWO eerste klas terecht gekomen op de HAVO. Daar vertelden steeds meer mensen mij dat ik ‘eerst moest denken en dan moest doen’. Tegenwoordig snap ik waar dat vandaan kwam, maar destijds belemmerde het me enorm in mijn leren. Ik dacht veel te veel na, waardoor in mijn hoofd de simpelste dingen veel te complex werden. En als je ‘capaciteiten’ hebt dan snappen mensen vaak niet dat dingen die in hun ogen simpel zijn niet zo soepel gaan. Als je er dan geen zin meer in hebt wordt dat ook niet begrepen, want we leven nu eenmaal in een land waar we blij moeten zijn met de mogelijkheden die we krijgen en hebben: je bent stom als je die niet aanpakt.

Daarom ging ik na mijn eindexamen, zoals er van je verwacht wordt, gewoon studeren. Ik had toelating gedaan voor Media- en Entertainment management aan de NHTV in Breda maar daar had ik de juiste punten niet voor, uiteindelijk ben ik maar Vrijetijdsmanagement gaan doen. Een op dat moment niet onderbouwde keuze, behalve dat Breda me een leuke stad leek, de NHTV een leuke school en vrijetijdsmanagement leek qua inhoud ook best een beetje op MEM.
Het allereerste introductiecollege in een zaal met zo’n 450 studenten begon met de zin “Kijk links en rechts van je, aan het einde van het jaar zit er nog maar één van jullie.” Ik wilde vooral diegene zijn die bleef dus ik werkte behoorlijk hard, maar zonder daadwerkelijk doel voor ogen. Het was de tijd dat het op het HBO meer dan ooit ging over competenties, peer-evaluaties en assessments. Aan het einde van het jaar deed ik een Assessment van 22 van de 65 te behalen studiepunten.
Toen er gevraagd werd of ik kon uitleggen wat mijn doel was met deze studie en waar ik mezelf over 10 jaar zag hield het een beetje op. Ik was net 18, vond alles wat we deden en leerden ontzettend leuk, de manier van studeren (theorie meteen verwerken in een grote praktijkopdracht) was echt iets voor mij.. Maar waar ik mezelf over 10 jaar zag, geen idee. Ik zakte dan ook als een blok voor het Assessment en tijdens de mondelinge herkansing kwam er niet veel meer uit dan wat ik eerder op papier had gezet. En dat was niet genoeg om door te mogen."

De wereld van studeren bleek niet te zijn wat Sophie zocht.

"Ik heb nog geprobeerd om studies af te maken, maar daarbij kwam het hele schoolse aspect weer opspelen. Je moet verplicht op komen dagen, vooral niet te impulsief zijn of zelf dingen bedenken maar gewoon doen wat de opdracht je zegt zelfs al is de opdracht volslagen kolder, en dat terwijl ik het jaar daarvoor juist zo “out of the box” had leren denken."

Na veel zoeken en proberen bleken ook de algemeen beschikbare banen slecht te passen.

"Gedurende de afgelopen jaren heb ik nogal wat banen versleten waarin ik niet heel gelukkig was. Minder serieuze en tijdelijke dingen, maar ook zeker banen binnen bedrijven waar doorgroeimogelijkheden bestonden. Mijn laatste ‘serieuze’ baan had ik 3 jaar geleden op de technische helpdesk van een grote internetprovider. Ik kwam daar met het idee dat ik mensen op z’n minst een beetje kon helpen met hun problemen, was klantgericht en vond het leuk iets nieuws te leren. Ik had namelijk helemaal geen achtergrond in de ICT maar maakte de technische test foutloos en werd na een kort sollicitatiegesprekje aangenomen. De vriendelijke recruitment mevrouw vertelde me hoe flexibel ze waren met werkuren, dat er heel veel mogelijk was, zolang ik maar bereid was de maandagochtend en één zaterdag in de maand te werken. Toen ik na 4 maanden weer wilde gaan studeren (wat ik ook heel netjes had aangegeven) bleek hoe flexibel ze waren… Niet."

Op de vraag wat Sophie voor toekomst ziet hoeft ze niet lang na te denken.

"Anderhalf jaar geleden heb ik een baan in een kroeg gevonden waar ik me erg op mijn plek voel. Uiteindelijk hoop ik ooit een eigen kroeg of wijnbar te runnen. Dat is dan ook de reden dat ik nu alsnog probeer een studie af te ronden. Ik heb niet het idee dat ik meer moet. Wat ik zo leuk vind aan achter de bar staan is dat je mensen die even weg willen uit de sleur van vandaag, het moeten, het harde werken, een goede avond kan bezorgen. Ik vind de wereld zoals die vandaag de dag is niet leuk. Ik vind steeds meer dat Nederlanders hele vervelende, zeurende mensen zijn. Of dit worden door de samenleving waar we in leven. In een kroeg is dat helemaal niet zo. Natuurlijk heb je ook daar de rotte appels, maar het is ook een plek waar mensen even tot rust komen en de boel wat meer kunnen relativeren. Of waar ik als barvrouw dat voor ze kan doen."

De genoemde vriend komt bijna terug uit de VS en heeft geen kanker genezen. Sophie heeft nog altijd geen studie afgerond of een 'serieuze' baan.

"Ik realiseerde me namelijk na een paar weken nadenken en een nacht lang wijntjes drinken met mijn beste vriendinnetje: Ik vind barvrouw zijn de leukste baan ooit, en wat zal mij het nou aan m'n reet roesten wat anderen daar van vinden.

Zolang ik maar gelukkig ben met het werk dat ik doe."

maandag 27 januari 2014

Timo: De Horecafilosoof

“Ik voelde me een slaaf van mijn meester,” legt Timo uit. Na mijn verzoek met hem te praten over zijn afscheid van de universiteit wilde hij een paar dagen zijn gedachten ordenen en zijn verhaal op een rij krijgen. Nu, op een zonnige decemberochtend, ontmoet ik hem voor zijn dienst als verkoper van gepofte kastanjes op de Hannoverse kerstmarkt begint. Timo is afgestudeerd filosoof en socioloog. Na lange tijd aan een universiteit gewerkt te hebben nam hij afscheid. Inmiddels is hij medewerker bij verschillende horeca ondernemers.

“Voor het geld moet je het niet doen. Het loon dat ik verdien is niet bepaald om over naar huis te schrijven. Het zijn bij dit werk in het algemeen lange dagen en zeker de kerstmarkt is zwaar. We zijn hier vier weken aan stuk geopend en ik ben in principe alleen op dit verkooppunt. Ik woon hier niet in de buurt, dus mijn baas heeft een kamer voor me gehuurd. Daar staan precies drie dingen die van mezelf zijn. Een asbak, een foto en een wandkleed dat ik heb opgehangen om me een beetje thuis te voelen, want precies dat onpersoonlijke stoort me zo in onze samenleving.”
Dat was ook precies de reden dat Timo zijn baan aan de universiteit opgaf. “AIO’s en PhD-studenten zijn slaven van hun professoren. Ze leven voornamelijk in hun bureau, beperken hun sociale leven, alles ten behoeve van de goedkeuring van hun professor en de wetenschappelijke wereld. Er is geen tussenmenselijk aspect meer aanwezig. Het gaat alleen maar om de bekendheid, geld binnenhalen en je vooral nog een beetje meer kapot krijgen dan je lotgenoot aan het bureau naast je.”

Op de vraag of dat in zijn huidige werk niet ongeveer hetzelfde is hoeft hij niet lang na te denken.
“Natuurlijk is er hier ook sprake van het meester-slaaf effect, want zo werkt onze maatschappij hoofdzakelijk. Ik ben voor mijn geld afhankelijk van een werkgever, maar deze heb ik zelf uitgezocht, juist omdat het tussenmenselijke voor hem ook belangrijk is. Maar ook daar blijven negatieve dingen spelen. Zo heb ik een collega die een tweede baan bij een andere werkgever heeft. Ik was wel eens bij een gesprek waarin de beide werkgevers als het ware een discussie hebben gevoerd over wie haar zo groot en goed en zelfstandig gemaakt heeft als ze momenteel is. Eerlijk gezegd, geen van die beiden heeft haar gemaakt tot wie ze is, dat heeft ze zelf gedaan. Dat soort dingen storen me dan wel. Toch is het veel positiever dan aan de universiteit. Als ik hier de hele dag alleen zit komt mijn baas voorbij om me een broodje te brengen. Dat telt.”
Het menselijke contact komt voor Timo echter niet hoofdzakelijk vanuit zijn werkgever, wat ook in orde is.

“Gisteren was het zo grijs en regenachtig dat er bijna geen bezoekers waren. Tegen het einde van de middag was ik het behoorlijk zat, maar wist dat ik nog vijf uur moest tot sluitingstijd. Komt daar een kleine jongen van een jaar of zes met zijn papa die per se kastanjes wil hebben. Hij vertelde mij hele verhalen over kastanjes verzamelen en de herfst en kerst. Toen ze verder gingen had ik weer een lach op mijn gezicht. Dat contact met mensen is zo ontzettend belangrijk. Ook merk ik dat veel van mijn collega’s hier graag voorbij komen om te praten. Hun verhaal doen als ze er doorheen zitten, of gewoon even kletsen. Wat dat betreft is mijn plek hier een rustpunt voor mijn collega’s. Hier is niet de stress die bij de anderen heerst, enerzijds omdat alleen ik hier ben, anderzijds omdat ik niet de productiestress heb zoals bijvoorbeeld in een bakker. Ik heb een maximum hoeveelheid die ik tegelijkertijd kan produceren en meer niet. Dus als mensen even moeten wachten vinden ze dat geen probleem, en geeft het de gelegenheid tot een gesprek.”

Alhoewel zijn huidige werk hem beter bevalt dan zijn vroegere bezigheden op de universiteit is dit niet per se een eindstation voor Timo.

“Zoals gezegd is dit geen licht werk. Dat merk ik op momenten dat de menselijkheid hier een beetje wegvalt. Af en toe krijgt mijn baas dollartekens in zijn ogen, wanneer de omzet goed is en alles goed loopt. Dan maakt hij terloops een opmerking in de trant van ‘elke keer dat iemand naar het toilet gaat kost me dat 12 euro’. Dat doet me denken aan mijn tijd aan de universiteit waar precies die mentaliteit heerste: elk moment dat je niet werkt kost je geld en kansen de beste in je vakgebied te worden. Gelukkig is hem ook duidelijk dat op zo'n moment een tweede persoon inhuren noodzakelijk is.


Het werk hier is niet iets dat ik per se doe omdat ik zo graag kastanjes verkoop, of champignons bak, of wat dan ook. Het gaat om de mensen die ik ontmoet. Ik geloof dat juist dat aspect de zwaarste momenten, in welke situatie dan ook, dragelijk maakt.”

zondag 26 januari 2014

Said: Van Concertzaal naar Straathoek

“Ik was niet gelukkig, ik had het gevoel niet meer mezelf te kunnen zijn,” vertelt de 50-jarige Said. De Egyptische percussionist is in traditionele kleding gehuld. Tussen zijn optredens op een Middeleeuwse markt door heeft hij de tijd genomen om over zijn ingrijpende keuze te vertellen. Ruim twintig jaar geleden gaf Said zijn baan als percussionist in een groot orkest op. Inmiddels speelt hij als ingehuurde straatmuzikant op Middeleeuwse evenementen in heel Duitsland en Nederland. “Dat ik veel onderweg ben is voor mij niets nieuws. Ik heb altijd al veel gereisd en op veel verschillende plekken opgetreden, dat was ook nooit het probleem.”

Het probleem, zo legt hij uit, was het gevoel van vrijheid en creativiteit verloren te hebben.
“Ik woonde in de beste hotels in Duitsland, at in de beste restaurants en kreeg van alle kanten aanbiedingen om over te stappen naar een ander orkest. Maar dat wat ik zo graag doe, het trommelen, de muziek voelen, dat was daar niet mogelijk. We repeteerden altijd precies hoe een voorstelling zou lopen, maar mijn collega’s waren niet flexibel. Wanneer we iets geoefend hadden moest dat ook precies zo lopen tijdens de voorstelling. Daar had ik niet de mogelijkheid te improviseren of eens iets anders te doen. Wanneer ik bijvoorbeeld een extra slag in het ritme inbond, dan raakten de dansers totaal in de war en keken me aan met een blik van ‘wat DOE je!?’
Het waren steeds weer dezelfde slagen in dezelfde maat.  Ik hield het daar niet meer uit.”

Niet al te lang na zijn aankomst in Duitsland besloot hij aldus zijn baan en luxe op te geven. Maar wat doe je in een land waarvan je de taal nog niet spreekt? Said besloot muziekles te geven om zo anderen te laten zien wat voor geluk het kan brengen om muziek te maken vanuit het hart.
“Op een dag kwam er een man binnen tijdens een muziekles en zei tegen mijn collega: ‘Ik heb dit weekend trommelaars nodig!’ Hij was bereid voor een weekend 400 Duitse mark te betalen. Dat was ontzettend veel geld in die tijd. Ik heb er dus ook niet lang over nagedacht voor ik ja zei.

Toen ik dat weekend daarheen reisde wist ik niet wat ik zag. De man die ons ingehuurd had, had verteld dat het ging om spelen op een festival, maar niet wat voor festival. Ik zag daar allemaal rare mensen in middeleeuwse kleding, tenten en houten hutjes. De andere muzikanten waren een stel freaks in bizarre kleding. We werden kort voorgesteld en hadden weinig tijd om te praten of oefenen, het was direct tijd voor ons eerste optreden. Ik dacht, oh nee, dat wordt niets, tot ze met hun bizarre doedelzakken en fluiten begonnen te spelen. Het was prachtig om ze te begeleiden, te improviseren en allerlei verschillende stukken met variërende maten te spelen. We deden gewoon maar wat goed voelde, en dat werkte!
Dat weekend heb ik ook mijn huidige collega leren kennen. Ik wilde nooit meer weg van dat bizarre groepje freaks.”

De volle theaters en concertzalen mist hij absoluut niet. “Hier heb je echt contact met mensen, er ontstaat interactie door onze muziek. Het maakt me niet uit hoe groot het publiek is. Wanneer er twee mensen luisteren, van de muziek genieten, misschien zelfs dansen, dan word ik blij. Je ziet hier op straat direct of de muziek bij de mensen aankomt of niet. Wanneer je een slechte dag hebt dan merken de mensen dat, dan blijven ze niet zo lang staan en luisteren. Maar wanneer je er zelf van geniet, dan genieten de mensen er ook van, wat weer positief op ons terugwerkt.
Natuurlijk is het fijn wanneer er veel mensen zijn, zoals vandaag. Dan spelen we voor in de straat, dan op het plein, dan hier en dan weer overnieuw. Na zo’n dag zijn we ook behoorlijk kapot, maar de reactie van al die mensen maakt het dat waard.“
Said heeft absoluut geen spijt van het afscheid van zijn luxeleven toentertijd. Op de vraag of hij het niet lastig vind in verhouding met vroeger zo weinig geld te verdienen grijnst hij. “Met dat geld kan ik geen vrijheid kopen habibi. Hier zo op de markt is het natuurlijk lastiger. Sommige dagen lopen mensen alleen aan ons voorbij en verdienen we bijna niets, maar we zijn vrij. Leven op de markt is vrijheid. De markt is vrijheid.”

Dan is het einde van onze ontmoeting aangebroken. De collega met de doedelzak wenkt, het is tijd voor het volgende optreden. Said slaat drie keer op zijn trommel om de aandacht van de voorbijlopende bezoekers te trekken.

Hij lacht.


“Heb je zin om te dansen?”